Een nieuwe, prestigieuze rechtbank
De normale gang van zaken in de rechtbank aan de Parnassusweg is enigszins verstoord: high tech shovels en slooprobots met pneumatische boorhamers en betonscharen vreten zich systematisch een weg naar binnen, houten schuttingen verrijzen waar je dat niet verwacht en in- en uitgangen zijn verplaatst. Alleen de beveiligers bij de toegangscontrole, de scanstraat en in de meldkamer doen alsof er niets aan de hand is.
De nieuwe, prestigieuze rechtbank zal volgens de bouwcombinatie bestaan uit “twee voorname, transparante en toegankelijke kantoortorens van elk tien bouwlagen met een genereus en uitnodigend voorplein” en opent naar verwachting in 2020 zijn deuren. Tijdens de sloop van de oude rechtbank gaat de rechtspraak in de tijdelijke huisvesting aan de Parnassusweg gewoon door.
‘Het geheim van de raadkamer’
Ik ben op weg naar een zitting van de Meervoudige Kamer. Een MK beslist over de zware of wat ingewikkelder zaken en beoordeelt in het strafrecht alleen zaken waarbij door de officier van justitie een gevangenisstraf wordt geëist die langer is dan één jaar. Bij zaken die worden gevoerd voor een MK, is één van de drie rechters de voorzitter. De rechters overleggen onderling in de raadkamer, en wijzen uiteindelijk een gezamenlijk vonnis. Wat wordt besproken in de raadkamer wordt wel ‘het geheim van de raadkamer’ genoemd. Niemand weet wat de rechters precies hebben besproken, of zij het met elkaar eens waren en of er een stemming heeft plaatsgevonden.
‘Het is knokken voor een werkplek’
De officier van justitie met wie ik vandaag meedraai neemt vanuit centrale hal de lift naar de 2e verdieping. Daar zijn drie OM-kamers voor de piketofficieren. Iedereen hoopt dat het OM er in de nieuwbouw op vooruit gaat. Dit zijn eerder hokken dan kamers. Klein, druk en alledrie veel te vol met mensen en dossiers.
‘Het is knokken voor een werkplek. Ze zijn altijd bezet. Op de 5e verdieping is een extra OM-kamer met vijf flexplekken. Daar is meestal wel plaats. Die zijn voor de fanatici, die paar mensen die van het bestaan van die kamer weten. Alleen verdomd onhandig als je iets wilt printen. Je moet voor ieder A4-tje naar de 2e verdieping, daar staan de printers.’
We lopen langs een kamer met garderobekasten om haar toga op te halen. ‘Ik heb er maar één. Nog steeds mijn RAIO-toga. Mooi versleten. Die dingen zijn hartstikke duur. Zonde van het geld. Af en toe stomen, dan kan ie er weer tegen.’
Een half uur vertraging
Er staan drie zaken op de rol van de MK. Een bode houdt ons aan: de zitting opent met een half uur vertraging. Het is eerder regel dan uitzondering. We wachten op de gang. ‘Ik heb alles doorgelezen. 112 pagina’s. Geen requisitoir uitgeschreven, ik improviseer vanmiddag. Ook de strafeis bepaal ik tijdens zitting. Het had ook niet anders gekund, dit was een rotweekend.’ Ze kijkt kritisch naar haar spiegelbeeld in de glazen wand en tovert een lippenstift tevoorschijn. Felrood, strijdbaar. ‘Ik heb vrijdagavond tijdens een telefonisch interview met iemand van Nieuwsuur een opmerking gemaakt die slecht gevallen is bij de hoofdofficier. Ze belde direct na uitzending, had enorm de pest in, liet me alle hoeken van de kamer zien. Daarna stond de telefoon niet meer stil. Nauwelijks steun, kille reacties. Ook nog eens veel bagger op twitter. Hoezo, collegialiteit? Het is een prachtig beroep, maar een liefdeloze organisatie.’
Dakloos. Drugs, speed en pillen
Bij deze zitting is het hele team van de zittende en staande macht wit: drie vrouwelijke rechters, een mannelijke griffier en ‘mijn’ vrouwelijke OvJ. De verdachte is zwart, diepzwart. Twee parketwachten van het Team Beveiliging, Bewaking & Vervoer leiden hem de zittingszaal binnen. De man maakt een angstige indruk, realiseert zich kennelijk dat hij weer is waar hij niet wil zijn.
De vraag ligt voor of de huidige, lopende maatregel tegen de verdachte gehandhaafd moet worden. De oudste rechter – op links – begint. Vriendelijk van toon, ze neemt alle tijd, de verdachte mag uitgebreid zijn zegje doen. Kindertehuis in Suriname, na de komst naar Nederland opnieuw een kindertehuis. Van zijn twaalfde jaar een internaat in West-Brabant. Daarna een rommelig leven, bepaald door toevalligheden. Heeft geldproblemen. Werkt anderhalf jaar in een callcenter in Zaandam tot zijn huisbaas hem uitzet wegens huurschuld. Dakloos. Drugs, speed en pillen. Hij raakt steeds verder in de criminaliteit. Psychosen krijgen de overhand. ‘Weet ik niet, mevrouw. Herinner me niets, mevrouw.’
‘Ik ben een net persoon, mevrouw’
De Voorzitter vraagt zijn raadsman om een toelichting. De advocaat schetst de situatie zoals hij nu is. Verdachte werkt goed mee met zijn behandelaars. Hij houdt zich aan de geldende maatregel na zijn laatste veroordeling. Er komt een behandelplan van een jaar met een persoonlijkheidsonderzoek, eerst vier maanden klinisch, daarna acht maanden ambulant. Huisvesting voor de ambulante periode is nog niet geregeld, wel loopt er vanaf dat moment een uitkering. Verdachte werkt op dit moment ’s ochtends in de groenvoorziening voor € 1.- per uur, ’s middags in een sociale werkplaats en wil dat tijdens de behandelperiode blijven doen.
Delict- en risico-analyse
De raadsman vraagt zich in gemoede af waarom dat p.o.- onderzoek zo lang moet duren en wat er gebeurt als de medicatie van verdachte wordt afgebouwd. Hij pleit voor een tussentijdse toetsing van de delict- en risico-analyse en voor een versnelde kans op een nieuw begin, met een schone lei.
De officier houdt het bij een ultrakort requisitoir. Zij wil de huidige maatregel handhaven.
Het laatste woord is aan verdachte. Ook hij houdt het kort en knikt een voor een naar de vrouwelijke rechters. ‘Ik ben een net persoon, mevrouw, ik wil weer opnieuw beginnen.’
De rechtbank trekt zich terug en doet direct uitspraak: “Allereerst een welgemeend compliment aan de verdachte ten aanzien van zijn medewerking. Tussentijdse toetsing over 6 maanden.”
Zitting zonder verdachte, maar mét Mr. Jan-Hein Kuijpers
De tweede zaak is een zitting zonder verdachte. Wél is zijn raadsman aanwezig, Mr. Jan-Hein Kuijpers, ooit langdurig stagiaire bij de bekende Utrechtse strafpleiter Piet Doedens. Cowboy-laarzen onder zijn toga. De advocaat praat losjes en informeel. Zijn cliënt zit in voorarrest, verdacht van liquidatie in Arnhem. Hij houdt zich niet aan de bijzondere voorwaarden, zijnde de afspraken met de reclassering en krijgt nog één kans. Zo niet: vier maanden voorwaardelijk.
De rechtbank trekt zich kort terug en doet vervolgens direct uitspraak: drie maanden voorwaardelijk.
Verdacht van diefstal met geweld
Diefstal met geweld: de verdachte, een forse Surinamer (strak shirt over een tanktop, enkelsokken, zwarte Nike sneakers, proteïne shake), zou verzet hebben gepleegd tegen zijn aanhouding. De man zou gestompt hebben, geweld hebben gepleegd.
Voorzitter: ‘De recherche verdacht u van betrokkenheid bij diefstal, wilde u aanhouden.’
Verdachte: ‘Ik moet me verdedigen, mevrouw. Vier mensen kwamen op mij af, in gewone kleren, als dieren gingen ze op mij zitten. Ik had bloed hier mevrouw. Van de stenen. Van de straat. Mijn petje ben ik ook nog kwijt geraakt. Ze pakken mij, verdenken mij, maar ik heb niks gedaan. Ik weet van niks, mevrouw. Ik ben 28, ik doe dat niet meer, die dingen. Ik doe geen foute dingen, nooit. Ik zweer het man, op de dood van mijn kinderen. Ik ben eerlijk, mevrouw. Ik heb mijn werk, broodjes smeren weet je wel. Met een schort. Drie dagen per week.’
Voorzitter: ‘De betreffende rechercheur in burger heeft verklaard dat u “met meer dan met geringe kracht zijn keel heeft dichtgeknepen”, dat is politietaal voor “hard dichtknijpen”.’
De verdachte reageert verontwaardigd. ‘Ik heb niemand aangeraakt, mevrouw, ik zweer het op mijn moeder. Ik ben ouder geworden, heb twee meisjes, ik was eerst dakloos, maar nu heb mijn huisje, ik doe die dingen niet, mevrouw, begrijp je? Ze liegen gewoon, die politie, weet je wel.’
Voorzitter: ‘Waarom was u daar?’
Verdachte: ‘Ik deed een drankje op de Wallen, gewoon een beetje kletsen, weet je. We waren gewoon aan het lopen, we staan daar een beetje, begrijpt u mevrouw? Was ik al lang niet meer geweest, krijg ik weer allemaal gezeik als ik een voet in de stad zet.’
De Voorzitter vraagt of het klopt dat er psychische problemen zijn.
Verdachte: ‘Helemaal niet mevrouw, ik ben niet gek, mevrouw. Vroeger had ik pijn, begrijp je wel. Nu gaat het goed met me. Ik doe geen domme dingen meer, als je dat bedoelt.’
Werken op ambtseed
De officier houdt het kort. ‘Mevrouw de Voorzitter, Leden van de rechtbank, mevrouw de advocaat, meneer (naam verdachte). Agenten werken op ambtseed, zijn getraind om waar te nemen. Meneer toont geen enkel schuldgevoel, meneer voelt zich het slachtoffer, maar dat is niet de waarheid, meneer máákt slachtoffers.’ Ze zwaait met haar arm, het dossier valt op de grond. Eis: 6 maanden onvoorwaardelijk met aftrek.
De advocaat benadrukt de verstandelijke beperking van verdachte (IQ van 62) en vraagt vrijspraak van het primair ten laste gelegde omdat er sprake zou zijn van een persoonsverwisseling.