Snelrecht: snel, zorgvuldig en op maat
De zittingsbode legt een laatste notitie op het werkblad van de griffier. Achter hem domineert een zwart-wit-foto die de hele achterwand van de nog lege zittingszaal beslaat. Stapels dossiers in wankel evenwicht, een eindeloze hoeveelheid, symbool voor de waarheidsvinding.
Ik loop met regelmaat een dagje mee met een jonge vrouwelijke officier van justitie. Vaste routine. In de togakamer pulkt ze het postelastiek los waarmee haar bef vastzit aan de kleerhanger. ‘Ik ben er door de jaren heen al drie kwijtgeraakt.’ De stapel dossiers voor vanmiddag is ruim tien centimeter hoog. ‘Dit weekend heb ik doorgewerkt wat er voorligt. Weinig verheffend. Soms werkt al die recidive vreselijk deprimerend, alles lijkt dan zo uitzichtloos.’ De bode laat ons de zaal binnen. Ik kijk omhoog. Het veiligheidsscherm voor de dubbelbeglaasde panelen van de publieke tribune is omlaag gedraaid en sluit het zicht op de zaal af, de toegangsdeur beneden is nog op slot.
De griffier, op palen van hakken, is al aanwezig. De officier groet met een vrolijk ‘goedemiddag’. Het ‘hoi’ van de gerechtssecretaris klinkt vermoeid. Ze rommelt in haar handtas, telefoon, rolletje pepermunt. Deze vrouw ziet de complete dossiers als eerste, kent ze soms beter dan de rechter. Wat is belastend voor de verdachte, wat is ontlastend, zijn er speciale omstandigheden, kunnen de feiten bewezen worden verklaard. Ze start haar computer op, sprietst ondertussen wat parfum achter haar oren en in haar decolleté en bereid zich voor op een middagje snelrecht.
Veelvoorkomende criminaliteit
Zes zaken op een middag. Zakkenrollen, winkeldiefstal, drugs, dat soort ellende. Zorgvuldig, snel en op maat. Recht doen aan de belangen van dader, slachtoffer en maatschappij. Een directe reactie op veelvoorkomende criminaliteit. De samenleving moet merken dat er iets gebeurt. De meeste van de verdachten van deze middag zijn recent veroordeeld voor eerdere delicten.
De officier mikt de stapel stukken op tafel en laat haar boodschappentas in een dossierkast verdwijnen. Ze praat ontspannen met de griffier over administratieve missers in het dossier en controleert ondertussen het hoog-laag-mechanisme van haar computertafel. Officieren van justitie, onderdeel van de staande magistratuur, voeren tijdens een rechtszitting staande het woord. Hun tafels moeten bij het gaan staan en zitten omhoog en omlaag kunnen. Omhoog werkt, omlaag ook, maar vlak voor de laagste stand bereikt is, klinkt er een knarsend geluid. De middenbalk onder het tafelblad kraakt het huis van de desktopcomputer die eronder staat. Lichte onrust, het duurt even voor de officier juiste hoogte gevonden heeft. Die middag zal het toch nog een paar keer misgaan.
De politierechter komt gehaast binnen, de derde vrouw. Midden dertig, spijkerbroek, blauwe blouse, lage laarsjes met een korte hak. Ze mikt toga en bef op de lege stoel naast de hare en ploft neer. Ze schikt haar halflange, donkere haar in de spiegelende monitor, hanteert snel een rode lippenstift, kijkt op haar horloge en doet dan pas haar toga aan. Daarna strikt ze haar bef. Ze is klaar voor wat komen gaat. Ik denk aan wat de officier me eerder vertelde: het zwart van haar toga symboliseert gelijkheid; het wit van haar bef staat voor neutraliteit. Geen van de partijen in een rechtszaak mag bevoordeeld of benadeeld worden: ‘Ieder is qua uiterlijk zijns opponents gelijke’.
De bode verschijnt weer. Verdachte, raadsman en tolk zijn verlaat. De rechter vloekt en mompelt iets onverstaanbaars. Ook de officier krijgt de pest in. ‘Vrijdag is voor ons de drukste dag van de week, zitten we hier verdorie niks te doen.’
‘Politie niet goed’ (1)
Twintig minuten later opent een vrouwelijk teamlid van Beveiliging, Bewaking en Vervoer de deur. Ze draagt een kogelwerend vest en is bewapend met een dienstpistool. ‘Ze zijn er, Mevrouw.’ De rechter knikt. ‘Laat maar binnen.’ Ze glimlacht licht sacherijnig naar de officier. ‘Aan jou de eer, dit is jouw feestje.’ Ze zet haar microfoon aan. Boven mij gaat het veiligheidsscherm van de publieke tribune omhoog. Er zit niemand.
De verdachte is een Marokkaanse man, naar later blijkt geboren in 1964. Zijn raadsman, een ondoorgrondelijke Indonesiër, maakt onaangedaan een onduidelijk excuus. De tolk komt binnen, 22’ te laat. De rechter opent de zitting met de vaststelling dat het 14 uur 22 is, checkt zoals gebruikelijk de identiteit van de verdachte, vraagt wanneer hij naar Nederland gekomen is en of hij onze taal spreekt. ‘Jaar 1988. Verstaan wel, ik spreken niet goed.’
De officier van justitie krijgt het woord. De tenlastelegging komt er, kort weergegeven, op neer dat verdachte primair op 22 april 2018 te Amsterdam-Noord gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd heeft ingebroken in een kelderbox aan Het Breed en daar heeft weggenomen een elektrische fiets van het merk Focus-X, secundair een uur later uit dezelfde box heeft gepoogd een tweede elektrische fiets van hetzelfde merk weg te nemen. Tijdens deze laatste actie heeft de politie verdachte aangehouden op heterdaad.
Negen eerdere veroordelingen
De officier pakt uit. Het strafblad van de verdachte beslaat 25 pagina’s. Eerdere veroordelingen in 2014, 2015, 2016 en 2017 voor een totaal van 10 maanden gevangenisstraf. De verblijfsvergunning van de man is verlopen, hij is sinds 1999 ongewenst vreemdeling. Hij moppert zachtjes tegen zijn tolk, maar de rechtbank negeert dat. ‘Verdachte had bij zijn aanhouding een flipper op zak, een buigbaar plastic plaatje dat inbrekers gebruiken om tussen deur en kozijn te schuiven en zo de dagschoot – het sluitmechanisme van de deur – open te duwen.’
De verdachte protesteert. ‘Ik deed niets, Mevrouw. Rookte sigaret. Politie hoort knal, niet goed, halve waarheid, niet eerlijk. Politie niet begrijpen. Knal van deur, niet van mij. Deur waait open, deur waait dicht. Wind doet dat.’
De officier vervolgt: ‘Een half uur later heeft de politie in het bestelbusje van verdachte de verdwenen elektrische fiets van het merk Focus-X aangetroffen.’
De raadsman bladert in zijn notities, reageert niet en blijft volstrekt passief. De officier vraagt de verdachte of hij ooit een van de zaken waarvoor hij veroordeeld is bekend heeft. De man haalt zijn schouders op en zwijgt. Volgt de eis: drie maanden met aftrek. De rechter doet direct uitspraak, acht diefstal bewezen en vonnist conform de eis. De verdachte komt over een week vrij en wordt daarna in vreemdelingendetentie geplaatst.
‘Hasj niet erg, mag wel’ (2)
Een Albanees, geboren in 1971. Hij is gepakt met harddrugs, 991 gram cocaïne. De man huilt. Is naar Nederland gekomen om geld te verdienen, voor zijn kinderen. ‘Heb smoes verteld, zij denken, ik lig in ziekenhuis.’ Had geen geld voor een hotel, sliep bij landgenoten. Deed een vriendendienst. Tas wegbrengen voor wat geld. Hadden gezegd dat het hasj was. ‘Is niet erg, mag wel.’
Een jonge, energieke raadsvrouw, roodgehakt. Verdachtes vrouw is vorig jaar verongelukt, kinderen zijn alleen in Albanië. Verdachte heeft een bipolaire stoornis. De advocate meldt dat de familie van de man aanbiedt een boete van € 5000.- te betalen op voorwaarde dat hij direct vrijgelaten wordt. Het wordt stil in de zittingszaal. Een poging tot afkopen van gevangenisstraf, tot onderhandelen met justitie. De advocate schrikt er zelf van. Ze bloost een beetje, zij is ook maar gestuurd.
Eis: zeven maanden onvoorwaardelijk met aftrek. Uitspraak: zes maanden onvoorwaardelijk met aftrek.
Vier doodskoppen (3)
Een Roemeen, geboren in 1987. Er staan vier doodskoppen in zijn nek getatoeëerd. Verdachte zou een telefoon gestolen hebben in karaoke-bar. Hij ontkent. Zit nu zes weken vast. De man heeft een forse hoofdwond, hij beschuldigt de politie van mishandeling. De politie toont in getuigenverhoren van twee collega’s aan dat de man in de eerste nacht in de politiecel zélf zijn hoofd tegen de muur geslagen heeft.
Strafblad: eerdere veroordelingen in 2016 en 2017 voor het gebruik van een vals paspoort en diefstal in vereniging. De morele verontwaardiging van de officier is groot. Ze eist twee maanden met aftrek.
De raadsvrouw acht de tenlastelegging niet wettig bewezen. De telefoon is in een bloembak gevonden. Is de verdachte die buiten aangehouden werd, wel dezelfde als de man die de eigenaresse van de telefoon in de garderobe gezien heeft? De officier wordt boos. De aangeefster zag het gebeuren en is de man zélf gevolgd. Zij heeft volgens het dossier de verdachte de telefoon zíen weggooien!
Uitspraak: het gedrag van de verdachte is qua brutaliteit vergelijkbaar met zakkenrollerij. Twee maanden met aftrek.
‘Ik had honger. Twee kinderen thuis.’ (4)
Twee Roemeense broers, geboren in 1992 en 1996. Een raadsman en een raadsvrouw. Poging tot diefstal, zakkenrollen. De twee sluiten in een Jumbo-supermarkt een klant in, een van hun handen verdwijnt in de tas van mevrouw. Ook worden er twee pistoletjes gestolen. De jongste broer bekent de diefstal van de broodjes: ‘Ik had honger. Twee kinderen thuis.’ Een zakkenrolteam van de politie heeft alles op foto vastgelegd. Ook de beelden van de beveiligingscamera’s bevestigen het tenlastegelegde. Uit het dossier wordt de jongste broer geciteerd tijdens het verhoor van de rechter-commissaris: ‘Stelen is mijn beroep.’
De officier benadrukt het strafblad van beide broers: meerdere veroordelingen – ook in Duitsland – wegens zakkenrollerij, diefstal en handel in soft- en harddrugs. ‘Ik word hier zo moedeloos van, de heren doen alsof ze zielig zijn, alsof ze enorme spijt hebben, alsof het komt door drank en drugs. Een paar weken na hun laatste vrijlating zitten ze opnieuw vast voor zakkenrollen. Dit is mobiel banditisme.’
Eis: vier maanden onvoorwaardelijk met aftrek. Uitspraak: schuldig, vijf maanden onvoorwaardelijk met aftrek.
De raadslieden zijn niet aan het woord geweest.
‘Twee keer slechts.’ (5)
Twee verdachten: een Nederlands/Algerijnse vrouw, geboren in 1996, en een Algerijnse man, geboren in 1994. Beiden wonen in Brussel. Een strafblad van 36 pagina’s: het stel is twintig keer eerder aangehouden voor ‘winkeldiefstal in vereniging’ in België. De vrouw ontkent verontwaardigd: ‘Dat is niet waar, dat is gelogen. Twee keer slechts.’
De tenlastelegging betreft winkeldiefstallen bij meerdere winkels in Amsterdam-Centrum. Een zakkenrolteam van de politie heeft het stel lange tijd gevolgd en is in meerdere gevallen getuige. In de auto van de man is een buit aangetroffen met een totale waarde van € 2147,03. Beide verdachten gebruiken een met aluminiumfolie geprepareerde boodschappentas waardoor het winkelalarm bij de detectiepoortjes niet afgaat.
De rechter is uiterst precies in haar zoektocht naar waarheidsvinding. Treurige details komen boven: de man heeft een vrouw met drie kinderen in Algerije, bij zijn vriendin in Brussel heeft hij nog twee kinderen.
Eis tegen de man: 10 weken met aftrek, tegen de vrouw: een geldboete van € 1000.-
De raadsman van de vrouw betoogt dat zijn cliënt niet wist dat haar vriend niet betaald had. Vraagt vrijspraak. Zijn collega heeft geen behoefte aan repliek.
Uitspraak waar het de man betreft: de rechter acht een en ander wettelijk en overtuigend bewezen. Acht weken onvoorwaardelijk met aftrek. Ze acht het ongeloofwaardig dat de vrouw van niets wist en acht haar medeplichtig. Vier weken onvoorwaardelijk met aftrek.
‘Ik wil mijn broeken terug’ (6)
De verdachte Letse man is geboren in Riga in 1990. Hij is aidspatiënt, afgekickt van harddrugs en gebruikt sindsdien methadon. Hij heeft een strafblad en is meerdere malen veroordeeld wegens diefstal, hier en in verschillende buitenlanden.
De rechter leest voor wat hem ten laste wordt gelegd: meervoudige winkeldiefstal, daarnaast eist de officier tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf wegens diefstal. De verdachte is verontwaardigd en ontkent categorisch. Hij heeft de drie boeken die in zijn rugzak zijn gevonden wel degelijk betaald, alleen is hij het bonnetje kwijt.
De officier betoogt dat we hier met een onverbeterlijke recidivist te maken hebben. De politie heeft in zijn rugzak een kleine draadtang aangetroffen, in zijn broekzak zaten de prijslabels van de broeken.
De eis luidt: drie weken met aftrek plus ten uitvoerlegging van de eerdere voorwaardelijke straf van twee weken.
De raadsman maakt een vermoeide indruk en betoogt dat deze zaak zich in zijn ogen niet leent voor snelrecht, maar dat de verdediging niet geprotesteerd heeft in verband met de gezondheid van zijn cliënt. Hij stelt dat er geen getuigenverklaringen zijn van een daadwerkelijk wegnemen van goederen. De verklaringen van de twee beveiligers in het dossier zijn met elkaar in tegenspraak. Hij bepleit vrijspraak. En trouwens, zijn cliënt heeft nog een nadrukkelijke wens: hij wil zijn broeken terug.
De rechter ziet geen aanleiding om de verklaringen van de beveiligers niet te geloven en acht een en ander wettelijk en overtuigend bewezen. Uitspraak: conform de eis.
Het is tien over half zes, het weekend wacht. De beffen gaan af, de toga’s uit, de zittingszaal is binnen no-time verlaten. Wanneer je in de hal van de rechtbank mensen in wapperende toga’s ziet lopen, zijn het advocaten. De zittende en staande magistratuur bergt hun werkkleding liever zo snel mogelijk op. We lopen naar een grote grijze papiercontainer van de archiefvernietiging. Een smalle gleuf in een stevige deksel, afgesloten met een hangslot. De officier laat de kopieën van de zaakdossiers een voor een in de gleuf verdwijnen.
‘Je moet zo min mogelijk bewaren, anders kom je om in de papierzooi. Maandag sjouw ik weer met zo’n stapel rond.’